Van verbinding naar verandering

Van verbinding naar verandering

Na de Week tegen Eenzaamheid zag ik overal dezelfde boodschap: “We moeten verbinding maken.” Gemeenten dopen het om tot “Week van Verbinding”, organisaties prijzen hun verbindingsactiviteiten aan, en LinkedIn stond vol met posts over hoe leuk we aan verbinding hebben gewerkt.

Mijn reactie? Zonde van de moeite. Niet helemaal waar natuurlijk, want mensen verbinden is mooi. Als het lukt. Met mensen die geen last hebben van eenzaamheid lukt het heel aardig. Maar het is helaas geen aanpak van eenzaamheid. 

De frustratie aan beide kanten

Ik zie het keer op keer. Welzijnsorganisaties organiseren van alles en nog wat: koffieochtenden, uitjes, activiteiten. Ze trekken aan mensen, gaan langs, overtuigen eindelijk iemand om te komen. Die persoon komt een paar keer om vervolgens niet meer terug te komen.

Doodzonde. Niet alleen van de inspanning van hulpverleners of vrijwilligers, maar vooral voor die ander. Want wat gebeurt er in het hoofd van die persoon? “Weer een teleurstelling. Zie je wel, het ligt aan mij. Ik kan het niet.” Ze hebben al van alles geprobeerd. Het is niet gelukt. En nu is deze poging ook weer mislukt. Ze denken niet dat jij iets fout deed. Nee, ze zijn je echt wel dankbaar. Maar ze denken vaak dat ze zelf iets fout doen.

Het probleem zit in het brein

Hier is de harde waarheid: mensen met een eenzaam brein kunnen niet profiteren van gezellige activiteiten.

Verbondenheid is een wezenskenmerk van mensen. We ontstaan uit verbinding, groeien op in verbinding, en alles wat we op deze wereld tot stand brengen, doen we door samenwerking. Als die verbondenheid er niet is, raakt je brein verstoord. En dat gebeurt niet na verloop van tijd – dat gebeurt direct. Op het moment dat je je eenzaam voelt, functioneert je brein anders.

Bij langdurige eenzaamheid verandert zelfs de structuur van je hersenen. Je wordt banger, gefrustreerder, cynischer, achterdochtiger. Je vertrouwt alleen nog mensen waar je vanaf jongs af aan mee verbonden bent – vandaar die oudere mensen die zeggen: “Als mijn kinderen nou maar kwamen.”

Een eenzaam brein staat permanent in de overlevingsstand. Het is angstig en sociaal niet competent. Dat klinkt erg kil en wetenschappelijk, maar het betekent gewoon: zo iemand kan geen plezier hebben van ontmoetingen. Ze doen het om jou als hulpverlener of als familielid een plezier te doen, maar ze kunnen er niet van profiteren. Het brein kan het simpelweg niet.

Wat we verkeerd doen

Jarenlang hebben we in de hulpverlening geleerd om empathisch te vragen naar het probleem. “Hoe is het zo gekomen? Wat voel je?” Maar dat is één van de grootste valkuilen. Het brein houdt zich al bezig met dat probleem. Als jij er dan nóg een keer naar vraagt, concentreert dat brein zich nog meer op het probleem. Het wordt beter in het beschrijven van het probleem – en daardoor wordt het probleem relatief groter.

Ook contact forceren werkt contraproductief. Al die leuke activiteiten, uitjes, koffieochtenden – ze maken eenzaamheid erger voor mensen die al langer eenzaam zijn. We hebben de neuroplasticiteit, het vermogen van het brein om te leren en groeien, verkeerd gebruikt. We hebben problemen groter gemaakt in plaats van kleiner.

De oplossing: begin bij het brein

Er is geen andere manier om eenzaamheid aan te pakken dan te beginnen bij verandering in het brein. Dat is stap één. Pas daarna kun je werken aan het leren aangaan en onderhouden van relaties.

Die stappen kun je niet los van elkaar zien. Relaties leren opbouwen lukt niet met een verstard brein. En je kunt wel een verstard brein losmaken, maar als je dan niet meteen leert hoe je relaties aangaat, laat je dat brein los in de wereld. Dat heeft risico’s. Want dat brein mag dan nu wel openstaan voor nieuwe dingen en voor nieuwe relaties, de gewoonten om sociaal bezig te zijn, die zijn er nog niet. Met gevolg: wie te vroeg onder de mensen komt, krijgt weer een teleurstelling te verwerken. 

Je hebt daarom interventies nodig die werken. Je moet sociale contacten bieden met uitsluitend positieve ervaringen. Want je kunt niet zeggen: “Ga er maar op uit, doe maar wat leuks.” De kans dat iemand met een sombere uitstraling negatieve sociale ervaringen opdoet, is enorm groot. Die ervaringen moeten gecontroleerd en begeleid plaatsvinden, in een omgeving die leuk en positief is.

Van frustratie naar transformatie

Als je jouw ervaring combineert met nieuwe kennis over eenzaamheid en het bijbehorende vakmanschap, krijg je een enorme verandering. Zowel bij de cliënt als bij jezelf als hulpverlener.

De goede kant: met de juiste aanpak kun je mensen in acht weken helpen hun leven zodanig te veranderen dat ze zich niet meer eenzaam hoeven te voelen. Mensen die drie jaar lang aan hulpverlening hebben getrokken zonder resultaat, kunnen in twee maanden leren hoe ze relaties aangaan die bij hen passen.

Sterker nog: ze leren het niet alleen voor nu, maar ook voor later. Als er een periode van eenzaamheid komt (en die komt voor iedereen wel een keer) weten ze wat ze kunnen en moeten doen.

Tot slot

Als je eenzaamheid wilt aanpakken, probeer dan niet meteen mensen met elkaar te verbinden. Het heeft geen zin. Zorg eerst voor kennis, vakmanschap en deskundigheid. Leer over hoe het brein werkt bij eenzaamheid.

Verbinding is niet de eerste stap. Breinverandering is de eerste stap. Pas daarna komt verbinding.

En ja, dat vraagt meer van je dan een gezellige koffieochtend organiseren. Maar het verschil is dat het werkt.

Jeannette Rijks, oktober 2025

Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest