Er zijn diverse theorieën over wat eenzaamheid nu eigenlijk precies is. Want hoewel we over het algemeen wel vinden dat iedereen zo’n beetje weet wat eenzaamheid, is, wil dat nog niet zeggen dat ‘we’ (de wetenschappers) weten wat het precies is en hoe het komt dat wij die emotie zo voelen. Een van de theoriën die behoorlijk invoed heeft gehad op de ontwikkeling van de kennis van eenzaamheid, is deze ‘cognitieve discrepantietheorie’. Het leunt volledig op het idee dat mensen emoties voelen doordat ze ervaringen en wensen door middel van een cognitief proces met elkaar vergelijken. Dit staat haaks op de meer biologische, of evolutionaire visie.
Het werk van Peplau & Perlman
In het boek “Loneliness: a sourcebook of current theory and research and therapy” (1982) wordt de cognitieve discrepantietheorie voor het eerst geopperd. Een discrepantie is een uiteenlopen, een afwijking. (Niet te verwarren met cognitieve dissonantie!) Je hebt cognitieve discrepantie als er een verschil is tussen wat je vindt hoe je leven zou moeten zijn en wat er in werkelijkheid is. Die discrepantie levert dan een emotie op, en die emotie is in dit geval eenzaamheid.
Hier gaat het over de afwijking… tussen het gewenste netwerk en het behaalde netwerk van een individu met betrekking tot gevoelens van eenzaamheid, het zogenaamde ‘afwijkende model van eenzaamheid’.
Het ideale sociaal netwerk – en de discrepantie
Ieder individu heeft een bepaald beeld van een ideaal sociaal netwerk. Wanneer hier niet aan voldaan wordt dan ontstaat er een discrepantie tussen het gewenste en het behaalde netwerk, wat kan leiden tot gevoelens van eenzaamheid. De term ‘cognitief’ betekent hier dat het individu een eigen afweging maakt, een vergelijking tussen wens en werkelijkheid. Dat is een cognitief proces. De uitkomst van dat proces is dan een gevoel van eenzaamheid.
Bij deze theorie komt uiteraard ook aan bod hoe mensen bepaalde wensen ontwikkelen ten aanzien van de door hen gewenste vriendenkring. De vraag of er ook verwachtingen zijn die aangeboren zijn, dringt zich ook op. Een vraag die zich nauwelijks laat beantwoorden. Voor je het weet kom je dan terecht in een wereld van aangeleerde verwachtingen, door ervaringen in de kindertijd.
Het is een theorie die je zou verwachten binnen de psychologie, omdat het gaat over hoe een individu de eigen meest intieme werkelijkheid waardeert.
Maar zodra het gaat over verwachtingen ten aanzien van het eigen netwerk sta je wel meteen midden in de sociologie, de wetenschap die zich bezig houdt met onderlinge relaties van mensen.
Een eindeloze zoektocht
Hoewel dus de cognitieve discrepantietheorie een heldere omschrijving lijkt te geven van wat eenzaamheid is, blijkt deze definitie te leiden tot een eindeloze zoektocht. Naar hoe mensen toch komen tot bepaalde wensen, hoe ze hun netwerk waarderen en hoe ze besluiten dat het ‘niet genoeg is’. Vooral wat voor een bepaald individu een realistische verwachting dan wel zou zijn, blijft een volstrekt open vraag.
Standaardverlaging?
De cognitieve discrepantietheorie van eenzaamheid leidt ertoe dat eenzaamheid gezien wordt als de resultante van een persoonlijke rationele afweging: het verschil tussen wens en werkelijkheid. Wie dat uitgangspunt hanteert zal het bijstellen van wensen als mogelijke oplossing van eenzaamheid zien. Inderdaad is een deel van de aanpak van eenzaamheid gebaseerd op deze theorie. Er is zelf een naam voor het soort interventie dat dan wordt toegepast, namelijk: standaardverlaging. Iemand moet met behulp van een vrijwilliger of een professional leren minder veeleisend te zijn.
Of en zo ja hoe je andermans wensen zou kunnen bijstellen is een beetje een mysterie. Het zal wel neerkomen op dat je iemand bewust maakt van het feit dat het leven nu eenmaal teleurstellingen kent. De bedoeling is dan eigenlijk dat iemand leert te berusten in de situatie.
Je ziet dat de theorie van waaruit je vertrekt, bepalend is voor de soort hulp die je wilt inzetten.
Groet,
Jeannette